Muisje en het nestje.
Muisje loopt langs de rand van het bos.
Ze ruikt het mos.
En ze ruikt de geur van de bloemen.
De bomen bloeien en geuren ook.
En Muisje hoort een hoop gekwetter.
Muisje denkt: “de vogels zijn ook druk bezig.”
En Muisje wil weer verder lopen.
Door het gras en het zand.
En dan ligt Muisje op haar snufferd.
Wat is dat nu, waar Muisje over struikelt?
Zal dat een uitstekende tak zijn in het zand?
Muisje kijkt om.
Nee, ze ziet geen tak of wortel onder het zand vandaan komen.
Maar Muisje ziet wel wat anders.
Ze ziet wel takjes en zachte wolletjes.
Muisje ziet wat geels en wat oranjeachtig iets.
Muisje ziet een nestje.
En in dat nestje drie piepkleine kuikens.
En de mamma vogel, die zit boven.
Bovenop de tak en ze kwettert.
“Pas op voor mijn kindjes.”
“Ga niet bovenop ze staan’”
Mamma vogel vertelt dat een harde wind
haar nest uit de boom heeft geblazen.
Muisje staat op en pakt met haar staart
heel voorzichtig het nestje op.
Ze klimt met het nestje de boom in.
Muisje houdt zich stevig vast.
Anders valt ze toch ook uit de boom.
Op een punt, waar het nestje veilig kan liggen,
zet Muisje het nestje neer.
En nu niet meer uit de boom vallen hoor.
De kuikentjes piepen heel hard van blijdschap.
En Muisje kan weer verder met haar wandeling.