Muisje op vaarvakantie – Dag 2: De vuurtoren

 

Na een frisse nacht onder een warme deken,

met Beertje stevig tegen zich aan,

wordt Muisje wakker van het klotsen van water tegen het scheepje.

 

De zon komt net op, de lucht is roze en goud.
Muisje rekt zich uit, gaapt eens flink,

en maakt ontbijt klaar:

een stukje kaas, een beetje appel,

en water uit haar fles.

 

Vandaag wil ze iets nieuws ontdekken.
Ze ziet in de verte een klein eilandje met een hoge toren erop.

“Een vuurtoren!” piept ze blij.
“Daar wil ik heen!”

Ze hijst het zeiltje,

pakt het roer stevig vast en vaart richting het eilandje.
Beertje zit naast haar,

met een handdoekje om zijn nek ,

voor het geval ze weer nat worden.

 

Onderweg oefent Muisje met het kompas.
“De rode pijl wijst naar het noorden,” zegt ze tegen Beertje,

alsof hij het nog niet wist.
Beertje knikt natuurlijk braaf.

De wind helpt goed mee,

en na een poosje meren ze aan bij het eiland.

 

De vuurtoren is hoog, heel hoog,

en de trap naar boven is steil.
Maar Muisje is dapper en klimt met haar korte pootjes,

stukje bij beetje omhoog.

 

Boven is het uitzicht prachtig!
Ze ziet het hele meer,

haar kleine scheepje,

en zelfs de haven waar ze vandaan kwam.

Een oude vuurtorenwachter-muis zit daar al jaren.


“Welkom,” zegt hij vriendelijk.

“Wil je leren hoe je ’s nachts licht geeft voor verdwaalde scheepjes?”

En natuurlijk wil Muisje dat!
Ze leert hoe je de lamp aansteekt,

hoe je het glas schoonmaakt,

en wanneer je moet zwaaien naar passerende bootjes.

Aan het eind van de dag vaart ze terug naar haar ankerplek.
Beertje slaapt al voordat het zeiltje is neergelaten.

 

Muisje kijkt nog even naar de sterren boven het meer en fluistert:
“Morgen weer een nieuw avontuur.”