Muisje en het warme lichtje

Het was een heldere, koude ochtend in het poppenhuis.

Buiten kraakte het rijp op de vensterbank,

en in het kleine muizenbedje lag Muisje diep weggedoken onder een gebreid dekentje.

Maar lang slapen? Nee hoor, dat zat er niet in.

Want er tikte iets tegen haar neusje: de geur van kou.

En kou, daar werd ze wakker van.

Ze wipte uit bed, hup, haar slofjes aan,

een wollen vestje om,

en met haar staart stevig opgerold tegen de tocht liep ze naar de keukenhoek.

Daar klikte ze op een klein knopje…

klik, en de lichtjes gingen aan.

Over het dak en langs het muuren liep een streng zachte, warme lampjes.

Muisje glimlachte.

“Nu lijkt het net of het zonnetje binnen schijnt,”

zei ze zacht tegen zichzelf.

Ze warmde melk op met een beetje cacaopoeder

(want ja, dat had ze van de grote-mens gekregen),

en roerde rustig terwijl haar adem wolkjes maakte.

Buiten zat een roodborstje op de vensterbank,

rilde een beetje, en tikte tegen het raam.

Muisje deed het raampje open.

“Kom maar even binnen,” zei ze. “Het is hier warm.”

Even later zaten ze samen bij het lampjeslicht.

De chocolademelk dampte, het roodborstje pikte aan een kruimel,

en Muisje zuchtte tevreden.

“Kou is niet erg,” zei ze. “Als je maar iets warms hebt.

Een lampje. Een beker. Of iemand naast je.”