Muis en Eend op het balkon
Op een gewone ochtend,
zo één waarin het zonlicht zachtjes op de vloer kruipt,
komt Muis onder de tafel vandaan.
Hij snuift.
Hij kijkt.
Hij luistert.
“De thee is gezet,” mompelt hij,
en hij schuift zijn staart over een kruimeltje heen
alsof het er niet is.
Eend staat al klaar.
Met een theedoek over z’n vleugel
en een kopje dat iets te vol is.
Zijn poten wiebelen.
“Zeg, Muis,” zegt hij.
“Waarom fluister je eigenlijk altijd?”
Muis glimlacht.
“Zodat ik de zon niet wakker maak.”
Muis en Eend op het balkon – deel 2
Waarom de zon niet wakker mag worden
Muis streek met zijn pootje over de rand van het schoteltje.
Het maakte geen geluid,
alleen een glinstering in het licht.
“De zon slaapt nog een beetje,” zei hij.
“En als je zacht bent,
blijft ze langer liggen.”
Eend keek verbaasd.
“Maar ik vind het juist fijn als de zon op is. Dan kan ik mijn vleugels drogen.”
Muis knikte.
“Ik ook. Maar als de zon nog slaapt,
dan is alles zachter.
De kruimels knarsen minder.
De poezen spinnen dieper.
En de dag…
die rolt zich uit als een deken.”
Eend waggelde naar de rand van het balkon,
keek door de spijlen naar beneden.
Een fietser gleed voorbij.
Een hond blafte ver weg.
“Dus als we stil zijn,” zei Eend,
“dan blijft de wereld nog even in haar ochtendjas?”
“Precies,” fluisterde Muis.
“En dan hebben wij nog even de tijd
voor onszelf.
Voor de thee.
Voor niks”
Muis en Eend op het balkon – deel 3
Als de dag wakker wordt
Eend spitste zijn snavel.
“Voel jij dat ook?”
Muis knikte.
“De dag komt eraan.”
Er was iets in de lucht veranderd.
Het was nog steeds stil,
maar de stilte hield haar adem in.
Een blad bewoog in het balkonbakje.
Niet van de wind,
maar van iets anders.
Iets levends.
Iets dat geen haast heeft
maar wel komt.
De zon rolde een halve vinger over de rand van het dak.
Niet als een schreeuw.
Maar als een zucht.
“Daar is ze,” fluisterde Muis,
en hij boog zijn snuit een beetje.
Niet uit angst,
maar uit eerbied.
Eend stond rechtop.
Zijn veren glansden goud.
Een plukje van Lady’s haar dwarrelde langs de spijlen omhoog,
danste in het licht,
en verdween.
Toen tikte er iets tegen het balkonraam.
Een kleine miauw,
een trilling van snorharen.
Poekie.
Wakker.
En klaar voor haar ronde.
Muis en Eend op het balkon – deel 4
Samen Lady uitlaten
De zon was nu echt wakker.
Ze boog over de daken
en legde een warme hand op het balkon.
Eend tikte zijn snavel tegen het kopje.
“Laatste slok?”
Muis knikte.
“Laatste slok.”
Ze lieten de thee staan,
zoals je bloemen laat staan in een vaas —
zacht, stil, vertrouwd.
Beneden klonk een schuif,
een zachte klik.
Lady.
Ze had zichzelf aangekondigd
zoals alleen zij dat kon:
met pootjes die niets vragen
maar alles zeggen.
“Gaan we?” vroeg Eend.
“Ja,” zei Muis. “Ze wacht.”
Ze gingen langs de spijlen,
de trap af,
de tuin in.
Lady stond al klaar,
haar ogen traag van slaap,
haar staart in een zachte wiebelstand.
Eend waggelde voorop,
de lijn in zijn vleugel geklemd.
Muis liep ernaast,
langs de rand van het pad,
als een herfstblaadje dat zijn route kent.
Ze gingen samen.
Langzaam.
Zoals de ochtend bedoeld is.
Muis en Eend op het balkon – deel 5
Lady wordt ondeugend en de ochtend doet haar ogen open
Ze liepen een stukje over het pad.
Eend met zijn snavel vooruit,
Muis een beetje zijdelings,
zoals herfstblaadjes dat doen
als de wind nog twijfelt.
Lady liep tussen hen in.
Sereen.
Vastberaden.
Beetje slaperig.
Tot er iets bewoog.
Een merel.
Een veertje.
Een windje.
Niemand zag wat het was —
alleen Lady.
Ze schoot naar links.
Dwars door de planten.
De lijn schoot strak,
Eend wipte op één poot,
en Muis moest rennen.
Zijn staart wiebelde als een takje in de storm.
“Lady!” riep Eend.
Maar het was geen boze roep.
Het was een roep van iemand
die weet dat het leven soms even moet rennen.
Lady keek om.
Haar ogen fonkelden.
Ze had niets gevangen —
behalve vrijheid.
En een beetje ochtendzon.
De bomen fluisterden.
De merel lachte.
De lucht kleurde dieper blauw.
Muis ging weer naast haar lopen.
Hij hijgde zacht.
Niet van vermoeidheid,
maar van het gevoel dat de dag begonnen was.
“Ze is wakker,” zei hij.
“De ochtend?” vroeg Eend.
“Nee,” zei Muis.
“Lady. En dus de wereld.”
Ze liepen verder.
Niet meer als blad.
Maar als wezens die thuishoren
in alles wat leeft,
ademt,
en af en toe…
ondeugend is.