Op deze pagina wil ik vertellen over de hond.
Wat je moet weten en waar je op moet letten.
Ik heb jarenlang met honden gewerkt en pups opgevoed.
Lady, mijn hond, is mijn maatje.
Met haar wandel ik elke dag, en ik leer nog steeds van haar.
Op deze pagina deel ik mijn ervaring, tips en wat ik belangrijk vind.
Niet alles is voor iedereen hetzelfde, maar misschien heb je er iets aan.
Het gaat over verzorging, voeding, opvoeding en het samen leven met een hond.
Lady is een rustige hond, die het liefst in het gras ligt en aan bloemen snuffelt. Ze houdt van wandelen, maar niet van regen.
Lady is een kruising tussen een Chihuahua en een Pommeriaan.
Er zijn veel verschillende soorten honden.
Sommige zijn gefokt om te waken, andere om te jagen, of om kuddes te hoeden.
En natuurlijk heb je ook de gezelschapshondjes, die het liefst bij je op schoot kruipen.
Iedere hond heeft zijn eigen karakter en behoeften.
Op deze pagina vertel ik vooral wat ik in de praktijk geleerd heb, van het leven met mijn eigen hond, en van het werken met pups en cursisten.
Zelf heb ik ervaring met Mechelse Herders, Jack Russels en natuurlijk deze schoothond.
Geschiedenis.
Wist je dat de hond afstamt van de wolf?
Duizenden jaren geleden zijn mensen en wolven elkaar langzaam gaan opzoeken.
De dapperste en vriendelijkste wolven bleven in de buurt van mensen — bij het vuur, bij het eten.
En na vele generaties veranderden die wolven langzaam in de honden die we nu kennen.
Er zijn honden geweest die mensen hielpen met jagen, met bewaken, en met het hoeden van kuddes.
Ze zijn trouw gebleven aan de mens, al zolang wij bestaan.
De hond is dus eigenlijk een hele oude vriend.
Voeding van de hond
Een hond eet meestal twee keer per dag.
Sommigen krijgen 's ochtends wat en de rest aan het eind van de middag.
Wat en hoeveel je geeft, hangt af van het ras, de grootte, de leeftijd en hoe actief een hond is.
Zelfs het karakter telt mee. De een is een schrokkie, de ander een kieskauwer.
Ik heb zelf gewerkt met pups, cursisten, en verschillende soorten honden:
Mechelse herders, Jack Russels, en nu een heerlijk schoothondje dat Lady heet.
Ik vertel hieronder wat ik geleerd heb — misschien heb je er wat aan.
Wat eet een hond?
De meeste honden eten brokken of nat voer, of een combinatie van beide.
Sommige honden verdragen bepaald voer niet goed.
Ze krijgen dan jeuk, kale plekken of hun ontlasting is niet stevig.
Dan is het zoeken naar wat wél past.
Lady krijgt droge brokjes, geschikt voor kleine honden.
Ze eet rustig, zonder haast.
Soms krijgt ze wat gekookt vlees erbij, als extraatje.
Niet teveel — want dat kan de balans in de voeding verstoren.
Let goed op:
Geen uien, geen druiven, geen chocolade.
En met kaas, boter of vette restjes moet je oppassen.
Honden kunnen daar buikpijn van krijgen, of diarree.
Hoeveel eten?
Op de verpakking staat vaak een richtlijn per gewicht.
Maar niet elke hond is gemiddeld.
Als je een pup van 8 weken krijgt, dan eet deze wel een stuk vaker dan twee keer per dag. ze krijgt dan eten als je met haar naar buiten ben geweest. kijk even op het pak, hoeveel de hond per dag mag hebben, en verdeel dat in een stuk of 6 porties.
Lady is klein, beweegt rustig.
Zij heeft niet veel nodig.
Ik let op haar ribben — die moet je kunnen voelen, maar niet zien.
En ik kijk naar haar ontlasting: stevig, niet te donker, niet te licht.
Dat zegt veel.
Een hond die veel beweegt, mag best wat meer.
Een hond die te zwaar wordt, heeft minder nodig — of iets anders.
Wat mag je geven voor de tanden?
Er zijn speciale kauwstaafjes voor kleine bekjes.
Ook pens-staafjes of gedroogde vissticks helpen goed.
Ze kauwen er graag op en het helpt om het gebit een beetje schoon te houden.
Niet elk kauw-bot is geschikt.
Sommige zijn te hard voor kleine honden, of te groot.
Let op dat het niet versplintert of vast komt te zitten.
gebakken of gekookte kippenbotten zijn uit den boze. deze versplinteren heel erg, want dat wordt heel hard met bereiden. een rauw stuk kippenbot mag wel, als je zeker weet dat het een gezonde kip was.
Ik geef Lady liever iets zachts waar ze wel even mee bezig is.
En als het niet te vet is, dan kan het prima één of twee keer per week.
Wat geef je bij training?
Bij een beetje training gebruik ik zachte snoepjes.
Klein van stuk, snel weg te kauwen.
Je wilt geen pauze tijdens het leren.
Soms gebruik ik een stukje gekookte kip, of een klein brokje worst.
Let op dat je niet te veel geeft.
Een hond leert niet beter van een volle buik.
Liever een paar kleine beloningen dan één grote.
En een aai of een vrolijk “Goed zo!” werkt ook mee.
Je bent niet alleen bezig met voer — je bent bezig met samen zijn.
Laat je hond geen prullen eten op straat.
En let op in het bos of park:
soms liggen er dingen die ze beter niet kunnen hebben.
Voeding is niet alleen wat er in een bakje zit.
Het is ook liefde, aandacht, ritme.
En weten wat je hond nodig heeft.
Wat als iets niet goed valt?
Soms merk je dat je hond niet goed reageert op bepaald voer.
Dat kan van alles zijn:
– dunne of juist te harde ontlasting,
– veel winden laten,
– krabben of bijten aan de poten of oren,
– kale plekken,
– of gewoon: geen trek meer hebben.
Let daar goed op.
Een hond zegt het niet met woorden,
maar met zijn lijf.
Lady had ooit een brok waar ze slechter op ging.
Ze krabde veel, haar vacht werd dof.
Toen ben ik overgestapt naar een ander soort brok.
Rustiger van samenstelling, en speciaal voor kleine honden.
Dat werkte meteen beter.
Soms is het niet het voer zelf, maar de toevoegingen:
te veel kleurstoffen, granen, vetten of suiker.
Of iets dat in de fabriek is bewerkt en niet goed meer te verteren is.
Een moeilijke eter
Er zijn honden die kieskeurig zijn.
Ze ruiken eraan, lopen weg, en laten het staan.
Dat betekent niet altijd dat er iets mis is.
Sommige honden willen gewoon liever vers eten, of eten alleen als jij erbij zit.
Maar het kan ook betekenen dat er iets niet klopt:
een tandje dat pijn doet, een maag die protesteert, of stress.
Kijk goed naar het hele plaatje.
Als je hond zijn eten laat staan, probeer dan een paar dingen:
– Geef op vaste tijden,
– Laat het bakje niet de hele dag staan,
– Probeer een klein beetje warm water over de brokjes,
– Of meng er iets kleins doorheen dat wél goed valt (een lepeltje vlees of gekookte groenten).
Maar als je het idee hebt dat er echt iets niet klopt, ga dan naar de dierenarts.
Die kan kijken naar de tanden, de buik, het bloed — en zien of er iets anders aan de hand is.
Goed eten is belangrijk.
Maar nog belangrijker is:
weten wat je hond níét moet eten.
Zodat je tijdig kunt bijsturen —
en je hond gewoon weer blij met zijn staartje kwispelt bij de voerbak. 🐶💛
De aanschaf van je hond.
Hoofdstuk: De aanschaf van een hond
Een hond neem je niet zomaar. Het is geen meubelstuk dat je neerzet en weer verplaatst als het je niet bevalt. Een hond leeft. Hij voelt, hij hecht zich aan je, hij heeft zorg nodig — elke dag weer, jarenlang. Daarom is het belangrijk om goed na te denken voor je er één in huis haalt.
Je kunt een hond kopen als pup, of adopteren uit een asiel of van een herplaatsingsorganisatie. Beide keuzes hebben hun eigen mooie kanten, maar ook hun eigen aandachtspunten. Waar je ook voor kiest: neem er de tijd voor. Ga niet over één nacht ijs.
Een hond verandert je leven. Maar als je de juiste keuze maakt, dan krijg je er een maatje voor terug — eentje die met je mee wandelt, je troost als je verdrietig bent, en je blij aankijkt als je thuiskomt. Zo’n hond verdient het dat jij eerst goed nadenkt over hem.
Pup of herplaatser?
Wil je een pup of liever een volwassen hond? Die keuze is belangrijk, maar het gaat niet alleen om wat jij mooi of leuk vindt — het gaat er ook om wat bij jóu past, in jouw dagelijks leven.
Een pup is nog een leeg blaadje. Hij weet nog niets, en alles wat hij leert, leert hij van jou. Dat is mooi, maar ook intensief. Je moet zindelijkheid aanleren, socialiseren, bijten afleren, wennen aan verkeer, stofzuiger, alleen zijn — noem maar op. En dan nog de puberteit, waarin hij ineens alles lijkt te zijn vergeten.
Als je een pup gaat uitzoeken, kijk dan goed naar het nest. Hoe leeft de moederhond? Ziet het er schoon uit? En de pups zelf: hebben ze schone ogen, een droge neus, een glanzende vacht? Is het kontje schoon, of zie je sporen van diarree? Loopt het pupje goed, beweegt het soepel, is het niet mager of juist te dik? En vooral: is het nieuwsgierig? Komt het naar je toe, snuffelt het aan je? Een pup die zich meteen afwendt of slap in je armen hangt, kan later moeite krijgen met prikkels.
Een herplaatser is een hond die al een verleden heeft. Soms is dat verleden goed, soms wat minder. Een herplaatser moet wennen, maar kan ook veel met zich meebrengen: zindelijkheid, rust in huis, kennis van commando’s. Belangrijk is: kijkt de hond naar jou? Heeft hij belangstelling voor je? Loopt hij met je mee, of sluit hij zich juist af?
Let op zijn houding. Is hij gespannen of juist ontspannen? Kwispelt hij? Reageert hij op je stem? Ook bij een herplaatser geldt: kijk naar de vacht, de ogen, de manier van lopen. Een hond die geen contact maakt, kan het moeilijk krijgen in een nieuw huis.
Er is geen standaardantwoord op de vraag: pup of herplaatser. Maar als je goed kijkt, goed luistert, en ook een beetje je hart laat spreken, dan merk je vaak vanzelf wie er bij je past.
Een pup koop je bij een goede fokker.
En dat is niet iemand die “een nestje doet voor de lol”, of een vage advertentie op internet heeft staan. Een goede fokker kent zijn ras, fokt op gezondheid en karakter, en doet het niet om er rijk van te worden. Hij laat je kennismaken met de moederhond — en als het goed is ook met de vader.
Want vergis je niet: de vaderhond is minstens zo belangrijk.
Hij voedt de pups op, op zijn manier. Niet met melk of nestwarmte — maar met gedrag. Hij leert ze de grenzen, hij laat merken wanneer iets niet mag. Hij is meestal degene die rust brengt in het nest, die structuur geeft. Pups leren van hem hoe een roedel in elkaar zit, en hoe ze zich horen te gedragen in huis.
Als de vader er níet bij is, of een onzekere of nerveuze reu was, dan missen pups dat stuk opvoeding. Dat zie je later vaak terug in onrust, of in honden die geen grenzen herkennen. Daarom is het zo belangrijk dat je ook de vader mag zien — niet alleen op papier, maar in levenden lijve.
Verder geldt: je mag het nest bezoeken, de pups aanraken, zien hoe ze leven. Let op: geen stinkende schuur, geen kale ruimte, geen pups die stil in een hoekje liggen. Een goed nest is schoon, warm, levendig. Je ziet nieuwsgierigheid, geen angst. Je krijgt geen pup mee van zes weken, en zeker niet zonder vragen. Een goede fokker stelt juist véél vragen: hoe je woont, of je ervaring hebt, of je weet waar je aan begint.
Een herplaatser haal je via een betrouwbaar adres.
Dat kan een erkend asiel zijn, een herplaatsorganisatie, of soms een particulier via-via — maar dan wel met openheid. Je mag weten waarom de hond weggaat. Je mag vragen stellen. Je mag kennismaken, liefst meer dan één keer.
Wees voorzichtig met “reddingen uit het buitenland”. Soms is het oprecht bedoeld, maar er zijn ook tussenhandelaren bij die vooral verdienen aan de ellende van een ander. Je wil geen hond met een onbekend verleden en een gebroken ziel, als je daar zelf niet tegen opgewassen bent.
Of het nu een pup is of een herplaatser: neem de tijd. Loop niet blind achter een foto aan. Ga kijken, voel, vraag. En als het niet goed voelt — zeg dan nee. Ook dat mag. Jij kiest voor jaren.
Wat kost een hond eigenlijk?
Een hond kost meer dan geld. Het is vooral een kwestie van tijd. Elke dag, jaar in jaar uit. Niet als je zin hebt, maar ook als je moe bent, ziek bent, of natgeregend thuiskomt.
Tijd en aandacht
Een hond moet naar buiten. Niet één keer, maar meerdere keren per dag. Ook als het regent. Ook als je hoofdpijn hebt. En niet alleen een blokje om, maar echte wandelingen. Snuffelen, lopen, rennen, plassen — een hond leeft van geuren en beweging.
Daarnaast heeft hij aandacht nodig. Niet alleen een aai tussendoor, maar contact. Spel, training, rust, samen zijn. Sommige honden liggen graag aan je voeten, andere willen de hele dag bij je zijn. Maar alle honden voelen het als jij geen tijd voor ze hebt.
Ook moet je nadenken over vakanties en logeerpartijen. Wie zorgt er voor de hond als jij weg bent? Kan hij mee, of moet je opvang regelen?
Kosten in geld
De wekelijkse kosten zijn afhankelijk van het formaat van de hond, maar gemiddeld ben je per week zo’n €15 tot €25 kwijt aan:
-
voer (brokken, vlees, snacks),
-
poepzakjes,
-
speeltjes en kauwmateriaal,
-
af en toe shampoo of een borstel,
-
een reserve riem of halsband.
Maar daarbovenop komen de grotere kosten, zoals:
-
jaarlijkse vaccinaties,
-
ontwormen en ontvlooien,
-
de dierenarts bij ziekte of ongeluk,
-
castratie/sterilisatie (als je dat wilt),
-
een eventuele verzekering of een spaarpotje voor noodgevallen,
-
trimsalon, bij langharige rassen.
Een simpele nies kan een dierenartsrekening van €100 betekenen. Een operatie kost al gauw honderden euro’s. Daarom is het belangrijk om voorbereid te zijn. Of je nu verzekerd bent of spaart: een hond leeft niet op lucht.
Een hond is dus geen goedkoop huisdier. Maar wie er goed voor zorgt, krijgt er veel voor terug — in trouw, liefde, en elke dag een kwispel.
Hoeveel ruimte heeft een hond nodig?
Een hond neemt ruimte in — niet alleen in je hart, maar ook letterlijk in huis. Hij loopt, draait, strekt zich uit, volgt je van kamer naar kamer. Een klein hondje past sneller in een klein huis, maar zelfs een kleine hond heeft bewegingsvrijheid nodig.
Woon je in een flat, op een bovenverdieping, of vierhoog zonder lift?
Denk dan goed na. Je moet je hond meerdere keren per dag uitlaten. Kun je die trappen lopen, dag in dag uit? En wat als je hond oud wordt, of ziek is, en niet meer zelf naar beneden kan? Kun je hem dan dragen?
Pups mogen geen trappen lopen — in elk geval niet vóór ze acht maanden oud zijn.
Hun heupen, ellebogen en knieën zijn dan nog in de groei. Te veel traplopen kan blijvende schade geven aan de gewrichten. Zelfs als ze het zelf wíllen, is het niet goed. Dus als je een pup neemt en vierhoog woont, moet je hem maandenlang tillen. Ook ’s nachts, als hij moet plassen. En dat is iets om echt over na te denken.
Grote hondenrassen passen niet in kleine gangen.
Ze hebben ruimte nodig om te bewegen. Geen gladde vloeren, geen scherpe bochten, en zeker geen klein balkon als enige “buitenruimte”. Een hond wil voelen dat hij kan lopen, zich kan uitstrekken, een plekje opzoeken waar hij even rust heeft.
Buiten is minstens zo belangrijk als binnen.
Is er een park of groenstrook in de buurt? Kun je veilig met je hond wandelen, zonder telkens de stad door te moeten? Of moet je eerst een drukke weg over, of een fietspad kruisen?
Het gaat niet alleen om de vierkante meters van je huis.
Het gaat om het leven dat je de hond kunt geven.
Buiten is minstens zo belangrijk als binnen.
Is er een park of groenstrook in de buurt? Kun je veilig met je hond wandelen, zonder telkens de stad door te moeten? Moet je eerst een drukke weg over, of een fietspad kruisen?
En nog iets om op te letten: zijn er in de buurt afgesloten uitlaatvelden of losloopterreinen? Niet iedere hond kan loslopen op een open veld of in een druk park. Zeker als je een jonge hond hebt, of een herplaatser die nog niet goed luistert, is een omheind veld een uitkomst. Daar kan hij veilig zijn energie kwijt, snuffelen, spelen — zonder dat je bang hoeft te zijn dat hij wegloopt.
Heb je zo'n plek op loopafstand? Of moet je er met de auto naartoe? Ook dat telt mee in je keuze.
6. Wat voor hond past bij jou?
-
Groot of klein? Actief of rustig? Past hij bij jouw energie en ritme?
-
Wil je een waakhond, een gezelschapshond, een werkhond?
-
Heb je ervaring, of wordt dit je eerste hond?
7. Wat moet je allemaal klaar hebben vóór de hond komt?
-
Mand, voer, riem, speeltjes, veilige plek, tijdschema, eerste afspraak bij de dierenarts.
-
Eventueel alvast contact leggen met een hondenschool.
8. Afspraken in huis (vooraf!)
-
Wie laat hem uit? Waar mag hij liggen? Mag hij op de bank?
-
Hoe ga je straffen, belonen, opvoeden? (Iedereen in huis moet hetzelfde doen.)
9. Een hond is geen verrassing
-
Geef geen hond cadeau zonder overleg.
-
Neem geen hond “voor de kinderen”, tenzij jij als volwassene er 100% achter staat.
10. Twijfel je? Wacht dan.
-
Een hond loopt niet weg als je een maand later besluit.
-
Twijfel is geen fout, het is juist verstandig.
Ben je er klaar voor?
Voordat je op zoek gaat naar een hond, is het goed om jezelf een paar vragen te stellen. Gewoon eerlijk. Er zijn geen goede of foute antwoorden — maar de antwoorden helpen je wel om te weten of je er klaar voor bent.
-
Heb ik elke dag tijd voor wandelingen, spel, rust en verzorging?
-
Kan ik het aan als het regent, als ik moe ben, of als het even niet uitkomt?
-
Woon ik op een plek waar een hond zich prettig voelt?
-
Ben ik lichamelijk in staat om voor een hond te zorgen — ook als hij groter is, trekt, of gedragen moet worden?
-
Heb ik iemand in de buurt die kan helpen als ik ziek ben, of op vakantie wil?
-
Heb ik genoeg geld voor voer, dierenarts en onverwachte kosten?
-
Wil ik dit echt zélf, of laat ik me meeslepen door anderen?
-
Past een hond op dit moment in mijn leven? En zo ja: wat voor soort hond?
Een hond is geen oplossing voor een leegte, geen cadeau voor een kind, geen speeltje voor erbij. Een hond is een levend wezen, met een eigen karakter, behoeften en gevoelens.
Als je op al deze vragen “ja” kunt zeggen — of als je voelt: ik ga dit serieus nemen —
dan ben je op weg om een goed baasje te worden. En dan verdien jij straks ook dat warme lijf aan je voeten, die trouwe blik, en die onvoorwaardelijke kwispel.
Je eigen regels bepalen
Een hond die bij je komt wonen — of hij nu jong is of al volwassen — moet leren hoe het er in jouw huis aan toe gaat. Niet omdat jij de baas wil spelen, maar omdat honden behoefte hebben aan duidelijkheid. Ze willen weten waar ze aan toe zijn. Dat geeft rust.
Daarom is het goed om vóórdat de hond in huis komt, al even stil te staan bij je eigen regels. Wat vind jij wel of niet prettig?
-
Mag de hond op de bank?
-
Slaapt hij in de woonkamer, in de gang, of mag hij bij je op de kamer?
-
Mag hij mee naar boven, of blijft hij beneden?
-
Mag hij bij het eten komen zitten?
-
Wat gebeurt er als hij bedelt of blaft bij de deur?
Je hoeft geen streng regime te voeren — maar het is wél belangrijk dat de regels duidelijk zijn, en dat je ze volhoudt.
Als je vandaag "nee" zegt, en morgen "ach toe dan maar", dan raakt de hond in de war.
En dat geldt nog sterker als er meerdere mensen in huis wonen: dan moet iedereen dezelfde grenzen aanhouden. Niet de één streng en de ander toegevend, want daar kan een hond niets mee.
Bij een volwassen hond die herplaatst wordt, is dat extra belangrijk.
Die heeft vaak al eerdere regels gekend — of helemaal geen. Hij voelt zich in het begin onzeker en zal proberen te zoeken: wat werkt hier? Dan is het aan jou om hem rustig en vriendelijk te laten zien: zo doen wij dat hier.
Rust. Herhaling. En geduld.
De kracht van je stem
Een hond leert niet van woorden op zich, maar van klank, toon, houding en herhaling.
Je hoeft geen harde stem te hebben, maar je moet wél helder zijn. Kalm, vriendelijk, en zonder twijfel in je stem. Honden horen aan je manier van spreken wat je bedoelt, nog vóór ze de woorden snappen.
Een nieuwe hond, zelfs als hij al volwassen is, moet eerst wennen aan jouw stem.
Hij kent jouw klanken niet, jouw ritme niet, jouw emoties nog niet. Dus als je zegt “af!”, dan hoort hij misschien alleen maar: “onduidelijke brom”. Maar als je elke dag op dezelfde rustige manier “af” zegt, op hetzelfde moment, met dezelfde bedoeling, dan leert hij het. Hij koppelt klank aan betekenis.
Maar een hond leert niet alleen van je stem. Hij leert ook van je gebaren.
Een hand die rustig naar beneden gaat, betekent vaak “ga liggen”. Een open hand die stil omhoog blijft, betekent “wachten”. Je houding, je armbeweging, de kant waar je op kijkt — het zegt allemaal iets.
Sterker nog: sommige honden leren uiteindelijk meer van je gebaren dan van je woorden. En bij een dove hond zijn gebaren de enige manier om te communiceren. Ook die honden kunnen prima leren, als je maar rustig, duidelijk en steeds hetzelfde gebaar gebruikt voor wat je bedoelt.
Je hoeft dus geen schreeuwer te zijn, en ook geen tovenaar met woorden.
Als je lichaam en stem samenwerken, begrijpt een hond je vaak al met een halve blik.
Belonen, begrenzen, begeleiden
Een hond opvoeden is niet hetzelfde als hem onderdrukken.
Je hoeft niet te schreeuwen, geen ruk aan de lijn te geven, en ook geen koekjesautomaat te worden. Opvoeden is begeleiden: stap voor stap duidelijk maken wat je verwacht, en daar eerlijk en rustig in blijven.
Wat je beloont, groeit.
Als je rustig gedrag beloont — een hond die netjes gaat zitten, niet opspringt, of stil ligt terwijl je bezig bent — dan leert hij: zó hoort het. Je hoeft niet te wachten tot er iets fout gaat om te reageren. Beloon juist wat goed gaat. Een vriendelijk woord, een aai, een glimlach: het hoeft geen worstje te zijn.
Grenzen geven rust.
Een hond die weet waar de grens ligt, hoeft die niet steeds opnieuw te zoeken. Dat geeft veiligheid. Als hij weet: tot hier mag het, en verder niet, dan ontspant hij. Als jij elke dag op dezelfde manier reageert, dan weet hij waar hij aan toe is. En als je eens een grens moet stellen, doe dat dan kort, rustig en zonder boosheid. “Nee.” is genoeg. En daarna laat je het weer los.
Begeleiden is geen toneelspel.
Je hoeft geen dominante leider te spelen. Je hoeft niet boven op de hond te zitten, en ook niet alles te negeren tot het escaleert. Gewoon aanwezig zijn, meevoelen, sturen waar nodig. Jij bent degene die de lijnen uitzet — zonder strijd, maar met overtuiging.
Een hond leert het liefst van iemand die hij vertrouwt.
Niet van een baas, maar van een metgezel die weet waar hij voor staat.
En als je voor het eerst een hond hebt…
…ga dan samen naar een goede hondenschool.
Niet om de hond "kunstjes" te leren, maar om samen te groeien. Je leert daar hoe je duidelijk kunt zijn, hoe je timing werkt bij belonen of begrenzen, en hoe je omgaat met situaties zoals trekken aan de lijn, andere honden tegenkomen, of spanning in huis.
Een goede instructeur kijkt naar jou én naar je hond, en helpt jullie als team sterker te worden.
Juist als alles nieuw is, is het fijn om niet alleen te staan.
en kom je daar niet goed uit, kan je me altijd mailen.
Zindelijk maken: een kwestie van ritme en opletten
Een jonge pup kan zijn plas nog niet goed ophouden. Zijn blaas is klein, zijn ritme nog niet stabiel, en hij heeft jou nodig om te leren wanneer en waar hij zijn behoefte moet doen.
Na het slapen moet hij meteen naar buiten.
Niet eerst koffie zetten, niet eerst je schoenen zoeken. Gewoon jas aan en hup: naar buiten. Dán doet hij zijn plasje (en soms ook zijn poepje), en daarna komt pas de rest van het ritme: eten, drinken, spelen — en dan weer slapen.
Een jonge pup moet minstens elke drie uur naar buiten.
Overdag én 's nachts. Dus ook voor het slapengaan nog een plasje, en dan halverwege de nacht nog een keer eruit. Zet eventueel een wekker, of hou het zelf in de gaten. Het is tijdelijk — maar heel belangrijk.
Na elk slapen: naar buiten.
Daarna pas eten, drinken en spelen. En als dat achter de rug is, komt de volgende slaapronde alweer in zicht. Zo ontstaat er een natuurlijke dagindeling, waarin de pup zindelijkheid als vanzelf leert.
Let op zijn energie.
Pups mogen nog niet lang lopen — hun gewrichten zijn nog in ontwikkeling. Een kwartier wandelen is echt genoeg, zeker in het begin. Wordt hij moe, dan wordt hij onrustig. En een oververmoeide pup luistert nergens meer naar.
Word niet boos als het misgaat.
Een ongelukje is geen opzet. Veeg het op, zonder woorden. De pup leert niet van straf achteraf, maar van beloning op het goede moment. Dus: als het buiten goed gaat → prijzen! Rustig, vrolijk, maar oprecht.
Zindelijkheid is geen kunstje.
Het is een ritme dat je samen opbouwt — met geduld, regelmaat en vertrouwen.
Leren lopen zonder trekken
Samen wandelen is één van de mooiste dingen die je met je hond kunt doen. Maar dat lukt alleen als jullie allebei ontspannen aan de lijn lopen. Trekgedrag maakt het voor jou zwaar en voor de hond onrustig. Daarom is het belangrijk om dit vanaf het begin rustig te oefenen.
Begin bij de voordeur.
Lijn aan, rustig wachten tot de hond stil staat, dan pas de deur open. Zo leert hij dat rustig gedrag beloond wordt met “naar buiten mogen”.
Trekken? Stoppen. En dan: andere kant op.
Als de hond vooruit schiet en de lijn strak trekt, blijf dan stilstaan. Niet rukken, niet terugtrekken. Wacht. Zodra hij de lijn ontspant, draai je rustig om en loop je de andere kant op. Zonder te trekken. Zonder iets te zeggen.
In het begin vindt de hond dit verwarrend. Maar na een paar herhalingen snapt hij: als ik trek, draaien we om. Als ik meeloop, gaan we verder. Zo leert hij zélf de juiste keuze te maken.
Geef hem snuffeltijd.
Een wandeling is geen militaire mars. Laat je hond af en toe snuffelen aan een graspol of struik, zolang de lijn slap blijft. Zo leert hij dat rust en aandacht beide mogen bestaan.
Gebruik een goed passend tuig of halsband.
Zorg dat het comfortabel zit, zonder te knellen of te schuren. Een goed tuig verdeelt de druk beter en voorkomt schade aan de nek.
Wees geduldig.
Leren lopen zonder trekken is een kwestie van herhalen en volhouden. Hoe rustiger jij blijft, hoe sneller de hond het oppikt. Beloon hem voor het lopen aan een slappe lijn, met een vriendelijk woord of een aai.
Het hier komen
“Hier” is misschien wel het belangrijkste commando dat je je hond leert. Niet omdat het zo handig is, maar omdat het over vertrouwen gaat. Als jij roept, komt hij — niet uit angst, maar omdat hij je vertrouwt.
Oefen het op een rustige plek.
Begin in huis, in de tuin, of buiten aan een lange lijn. Kies een lijn van ongeveer drie meter, niet te lang. Laat de hond even rondkijken, en roep dan rustig “hier”, terwijl je hem heel voorzichtig naar je toe haalt. Komt hij, dan prijs je hem. Niet alleen met voer, maar ook met je stem, je aandacht, je glimlach. Laat hem merken dat bij jou komen altijd iets fijns betekent.
Als hij het riedeltje kent, kun je hem wat meer ruimte geven.
Langzaam bouw je op: vijf meter, tien meter, en dan pas los. Maar alleen als je voelt dat hij het echt begrepen heeft — en als de omgeving veilig is.
Sommige mensen gebruiken een fluitje.
Dat kan handig zijn, vooral als je stem minder krachtig is, of in een winderige omgeving. Zelf heb ik (zegt Anja) een hondenfluitje aan mijn sleutelbos hangen. Meestal als ik begin met de sleutelbos te pakken, hoort mijn hond het gerammel al — en dan komt ze meteen.
Ik gebruik het fluitje eigenlijk niet meer. Ze weet het al.
Komt hij niet meteen? Straf hem nooit als hij toch komt.
Een hond moet vertrouwen houden in je roep. Als hij denkt dat hij bij jou een standje krijgt, blijft hij weg. Ook al duurde het even, als hij uiteindelijk komt: prijs hem. En ga niet lopen gillen of schreeuwen. Zolang je je hond niet volledig vertrouwd dat hij terug komt naar jou, hou hem dan aan een lange lijn.
Een hond die op jouw stem komt, komt uit vertrouwen.
En dat vertrouwen bouw je op met geduld, met herhaling — en met een sleutelbos, soms. 😉