Ballon.
Muisje en Egel liggen in het gras.
Ze liggen op hun rug.
En ze kijken naar de vogels in de lucht.
Ze herkennen een paar vogels.
De zwaluw, de meeuw.
Oh en kijk de ooievaar.
En wat verder weg, ja wat?
Geen idee welke vogel dat zou moeten zijn.
Muisje gaat rechtop zitten en kijkt nog eens goed.
Dat is wel een hele dikke vogel.
“Oh wacht, die vogel heeft geen vleugels.”
Het ronde ding komt dichterbij.
Het lijkt wel een ei.
Een ei in de lucht?
Dat is raar.
En onder dat ei zit wat raars.
Het komt dichterbij.
“Ohhh zeggen Muisje en Egel tegelijk.
Het is een luchtballon.
De luchtballon komt dichter en dichterbij.
Op een gegeven moment zien ze er mensen in.
De luchtballon hangt wel gevaarlijk laag nu.
“Hallo, kun je me vertellen waar we zijn?”
Vraagt de mens in het mandje.
Muisje springt overeind.
Ze steekt haar pootje omhoog en roept:
“Dit is het grasveld vlak bij de molen!”
De mens buigt voorover en zwaait.
“O, dank je wel! We zijn een beetje van koers geraakt,” zegt hij lachend.
“Er is een picknickveldje iets verderop,” roept Egel.
“Daar kun je misschien landen!”
De ballon zakt langzaam nog iets verder,
en Muisje en Egel rennen een stukje mee.
De mand raakt bijna de toppen van het gras.
Muisje moet haar oren vasthouden.
Wat maakt dat ding een hoop lawaai!
“Zou je mee willen vliegen?” roept de mens ineens.
Muisje schrikt.
“Nee hoor!” zegt ze.
“Ik blijf liever met pootjes op de grond!”
“En ik ook!” roept Egel,
“wij zijn veel te klein voor dat grote mandje!”
De mens lacht en zwaait nog een keer.
Dan stijgt de ballon langzaam weer op.
Langzaam, stil, als een reusachtig ei dat weer verder zweeft.
Muisje en Egel gaan weer liggen.
“Weet je,” zegt Muisje,
“vandaag hebben we naar een luchtballon gekeken.”
“En hij heeft naar ons gekeken,” zegt Egel.
Ze lachen zachtjes.
En boven hen vliegt weer een zwaluw.