Baby fret

 

Muisje duwt de wandelwagen
door het hoge gras.
Binnenin slaapt Fretje,
met zijn snuitje in het dekentje.

 

De zon schijnt zacht,
een vlindertje fladdert mee.
Muisje zingt een deuntje,
heel zachtjes, heel tevree.

 

Een sprietje kietelt een poot,
Fretje wiebelt met zijn neus.
Maar hij blijft lekker slapen,
in zijn wiegende roze reus.

 

Ze wandelen samen verder,
geen haast, geen gedoe.
Gewoon Muisje en Fretje,
in het gras, met z’n twee toe.

 

Fretje geeuwt en rekt zich uit
zijn oortje jeukt een beetje.
Hij gaapt nog eens heel flink,
en kijkt dan over het randje.

 

Muisje zit op een keitje,
met een kruimeltje taart.
Ze glimlacht als Fretje kijkt,
zo slaperig en bedaard.

 

“Je hebt gesnurkt,” zegt ze zacht,
“en een vlinder weggeblazen.”
Fretje giechelt in zijn dekentje,
en wrijft zijn ogen glazen.

 

Dan wijst hij naar het gras,
iets glimt daar onder het blad.
Een kever met een helm op,
die doet alsof-ie zoekt naar een pad.